Revalidatie-innovatie bij Roessingh: meten waar het écht gebeurt
Ruth Huurneman werkt op het Roessingh Diagnostisch Centrum (RDC), waar ze de loopproblemen van patiënten analyseert en passende behandelingen adviseert. Daarnaast werkt ze aan een promotieonderzoek waarin innovatie, technologie en revalidatie samenkomen. Daarvoor ontvangt ze onder andere financiering vanuit het Twinning Stimuleringsfonds.
Herstel van patiënten na een beroerte
‘Ik werk al lang bij Roessingh als fysiotherapeut, vooral met mensen die door een hersenbloeding beperkingen hebben opgelopen’, vertelt Ruth. ‘De laatste jaren richt ik me vooral op gangbeeldanalyses, een beetje een ouderwets woord voor het onderzoek van hoe mensen lopen, als onderdeel van hun herstel.’
Loopproblemen in het lab en daarbuiten
In een gangbeeldanalyse onderzoeken Ruth en haar collega’s loopstoornissen met geavanceerde 3D-technologie, vergelijkbaar met de technologie die film- of gamestudio’s gebruiken om realistische bewegingen vast te leggen. Patiënten krijgen bolletjes op het lichaam, waarna camera’s hun bewegingen registreren. ‘Alleen al het plakken van de bolletjes duurt al snel drie kwartier’, vertelt Ruth. ‘Dat is dus best tijdrovend.’
Een ander nadeel van de analyses in het lab, is dat je veel kunt vaststellen, maar niet alles. Ruth: ‘Denk aan patiënten bij wie we in het lab weinig afwijkends zien, maar die in het dagelijks leven wél struikelen of onzeker lopen. Dat kan komen omdat ze in het lab erg gefocust zijn en weinig afleiding hebben. In het gewone leven krijgen ze toch moeite met lopen, als ze moe zijn of door afleiding in een drukke omgeving, zoals een station of een markt.’
De belofte van draagbare sensoren
Daarom richt Ruths onderzoek zich op een alternatieve technologie: kleine draagbare sensors (IMU’s) die ook beweging meten. ‘Het zijn kastjes ter grootte van een luciferdoosje. Je plakt ze op het lichaam en ze registreren hoe iemand beweegt’, zegt ze.
‘Als die kastjes net zo goed werken als het huidige systeem,’ vervolgt Ruth, ‘kunnen we straks de kastjes ook buiten het lab inzetten en loopproblemen zichtbaar maken op de momenten dat ze echt opspelen. Zo voorkomen we onderdiagnostiek, waarbij we in het lab niets vinden, terwijl patiënten eigenlijk wel behandeling nodig hebben.’
Van lab naar het echte leven
Het onderzoek speelt zich op dit moment nog af in het lab, waar Ruth data verzamelt om de verschillende technologieën te kunnen vergelijken. Beide systemen meten tegelijkertijd dezelfde bewegingen, om te analyseren of bijvoorbeeld de gewrichtshoeken van heup, knie, en enkel overeenkomen. ‘We willen weten of de IMU’s net zo goed meten als het 3D-systeem met de bolletjes, dat geldt als de gouden standaard in het lab.’
Maar het echte doel ligt buiten de behandelkamer: ‘We willen uiteindelijk functioneel kunnen meten — in de kliniek of zelfs thuis of in de wijk. Als iemand struikelt op de markt, waar het druk is en de aandacht versnipperd, willen we dat kunnen meten, want dan kunnen we ook gerichter behandelen.’
Onderzoek in samenwerking
Ruth doet haar promotieonderzoek in samenwerking met de Universiteit Twente en Roessingh Research & Development (RRD). De banden tussen Roessingh en de universiteit zijn hecht. Vaak lopen er studenten van technische geneeskunde mee bij Roessingh, en Ruths promotor verdeelt zijn tijd tussen zijn universitair hoofddocentschap aan de UT en zijn rol als hoofdonderzoeker bij RRD.
Die combinatie van technologische en klinische kennis is essentieel, geeft Ruth aan: ‘Ik wil geen abstract onderzoek doen, maar werken aan echte toepassingen. Iets waar patiënt én behandelaar wat aan hebben.’
Digitale innovatie met impact
De samenwerking met Twinning Participaties ontstond na een gesprek tussen Ruth en Twinningbestuurder Jan Voskamp, die elkaar al kenden. ‘Ik vertelde hem over mijn onderzoek en hij dacht meteen mee. Hij zei: deel je plannen eens bij Twinning, want dit sluit goed aan bij onze focus op digitale innovatie in onze regio.’
Nadat Ruth haar onderzoek presenteerde aan het bestuur, kreeg zij een bijdrage vanuit het Stimuleringsfonds. Twinning investeert hiermee in kennis die technologie toegankelijk en toepasbaar maakt. En in de mensen die met de digitale technologie werken.
De bijdrage is een belangrijke bouwsteen in de financiering van het onderzoek, naast onder andere een subsidie van ZonMw. In totaal kan Ruth nu ruim twee dagen per week aan haar onderzoek werken. Daarin maakt Twinnings bijdrage echt verschil: ‘Ik kan dankzij Twinning een halve dag extra per week aan mijn onderzoek besteden, en dat vier jaar lang. Dat is enorm waardevol.’